448
DE BOUWWERELD.
BOEK EN TIJDSCHRIFT
f
vormig om dit plein in aansluiting bij de woningen verkaveld.
Het aldus toevallig ontstane dorpstype is nagevolgd bij ver-
verschillende stichtingen, die sedert 1754 door Frederik de
GROOTE in de Mark werden ondernomen o.a. de dorpen
Kloster Zinna bij Jüterbog en Schönwalde bij Bernau.
Na 1780 werd Friedrichsthal uitgebreid doordien de landbouw
kolonie werd uitgebreid met eene industriëele. Twintig, meeren-
deels uit Genève afkomstige horlogemakers werden hier ge
vestigd maar deze tak van bedrijf werd na 1810 geleidelijk
weer opgeheven. Van de huizen om het plein brandden in 1844
er negentien af en bij den herbouw werd van de oude rooilijn
afgeweken.
De werking van het plein is bovendien zeer geschaad sedert
in 1896 midden op het plein een quasi-gothische kerk werd
gebouwd en de bres van een nieuwe straat verbrak den samen
hang der ombouwing en daar bovendien het slot is afgebroken,
blijft van den öuden aanleg niet veel meer over. De schrijver
trekt de volgende slotsom:
„In deze dagen wordt onze belangstelling wederom getrokken
door de werkzaamheid der vorsten op het gebied van het
bouwen en stichten van nederzettingen. Wederom moet na de
verwoestingen en rampen van oorlogsjaren met helpende
arbeid worden ingegrepen; wederom hebben wij eene stelsel
matige bouwpolitiek noodig, die zich niet zooals het tot
dusver helaas meestal geschiedt beperkt tot alleenstaande
maatregelen, maar die een volledig programma omvat. Ook
het economisch bouwen, het toekomen met de beschikbare
middelen zal misschien, als in den ouden tijd, een grondtrek
van onze werkzaamheid worden. Tenslbtte schijnt eene ver
andering te komen in de stedelijke bouwvormen van de laatste
halve eeuw, doordien wij, terugkeerende tot de oude overlevering,
naar eene vereeniging van nijverheid met land- en tuinbouw
zoeken. Alles samengenomen: eene hervatting van de vroeger
geldende grondslagen en doelen.
„Beschouwen wij ten slotte den zuiver artistieken kant van
ons gebied, dan schijnt het, dat wij aan de „Iandesfürstliche
Bautatigkeit" nog anderë opwekkingen kunnen ontleenen dan
de dezer dagen veel genoemde „einheitliche Blockfront" en de
uiterlijke gedaante der huizenrijen. Het afzonderlijke perceel
treedt bij den bouw van kleine huizen, die het voornaamste
deel van den huidigen woningbouw uitmaken, in beteekenis
op den achtergrond, terwijl het aanlegplan en de terrein
verkaveling de wezenlijke voorwaarden voor het bereiken van
architektonische effekten zijn. In dit opzicht vertoonen de oude
stichtingen menige oplossing, hoe wij aan eene landelijke of
halflandelijke nederzetting bij den grootsten eenvoud van
middelen massa en uitdrukking kunnen geven."
LONDEN. De H. Olafskerk in Southwark Tooley-street, die
menig bouwkundig bezoeker van Londen wellicht bekend
zal zijn, wordt met slooping bedreigd omdat men het terrein
wil te gelde maken. De kerk was na den grooten brand van
Londen herbouwd. Zij heeft een fraaien gevel en mooi interieur
en is in dé allerleelijkste handelswijk bij London Bridge station,
het eenige bouwwerk van beteekenis. Sinds 900 jaar heeft op
die plek een kerk het wel en wee van Londen, gedeeld. De
H. Olafskerk was beroemd om zijne wonderen en het doelwit
van vele bedevaarten als gevolg waarvan zij zich mocht ver
heugen in een grooten rijkdom van bezittingen, goud en zilver
werken, kostbare gewaden.
Getracht wordt het gebouw te behouden bijv. door het voor
museum te bestemmen. De County Council zegt weliswaar de
kerk op een andere plek te willen herbouwen, maar gesteld
zulks zal mogelijk blijken, dan nog is daarmede de historische
beteekenis niet in stand gebleven. Bovendien zou dan het rustige
kleine kerkhof tusschen kerk en rivier een oase in de
woestijn verdwijnen.
Ook de vroegere in 1728 gebouwde Zweedsch Luthersche
kerk in Prince's square bij St. George's in the East, wordt te
koop aangeboden voor afbraak. Ook deze kerk is een typisch
bouwwerk voor zijn tijd en vormt met zijn omgeving, te midden
van het met boomen bezette square, een geheel dat men als
historisch en aesthetisch element in het oude Londen noode
zal missen.
L. Wagner-Speyer. Grundlagen Modellmaessigen Bauens.
Ein S tad t ba u k ii n s 11 i ch es Z e i tprogram m. Berlin.
Verlag von Wilh. Ernst Sohn. 1918. (1 n g e n.
7 M a r k, g e b. 8 M a r k.)
De schrijver geeft een breed opgezet pleidooi voor de stelsel
matig' doorgevoerde eenheidsbebouwing, den blokbouw, gelijk
dié in den laatsten tijd opnieuw wordt aangeprezen uit reaktie
tegen de regellooze bouwwijze waarbij tot groot nadeel van
het stadsgezicht de een den ander overtroeft. Het voorbeeld
van dezen blokbouw wordt vooral gevonden in de steden der
17de en 18de eeuw die op hoog bevel werden gebouwd als
bouwkundige scheppingen uit één stuk. Deze steden zijn de
zuivere architektonische weerspiegeling van den geest die haar
in het leven riep: de autocratische vorstenwil, die geen vrije
wilsontplooiing toeliet doch alle individualiteit onderdrukte.
Aanleg en bebouwing zijn in den nauwsten samenhang ont
worpen. Het doelwit is de aesthetische werking te koncentreeren
op een enkel punt. Deze steden vertoonen eene prachtig opgezette
klimax die haar hoogtepunt pleegt te bereiken in het vorstelijk
paleis, dat het geheel beheerscht. Dit effekt werkt intusschen
veelal evenals Bernini's beroemde Scala regia in het Vatikaan
slechts in ééne richting. Keert men op zijne schreden terug dan
is de eind-indruk niet gunstig omdat de perspektivische kunst
grepen die bij het binnenkomen alles zooveel'grooteren grootscher
deden schijnen, dan hunne kracht verloren.
Dit ongeveer is ook het geval met de-Iandesfürstliche Stadte-
gründungen", hoe merkwaardige voorbeelden van toegepaste
ruimtekunst deze ook bieden. Als men opgaat naar het slot, of
de kerk of welk bel mgrijk bouwwerk ook, dat als het feitelijk een
aesthetische middenpunt van den aanleg is gekozen, dan wordt
de beschouwer overbluft door een reeks indrukken van steeds
toenemende kracht, die hem boeien. Maar in de stad zelf heerscht
overigens door de gelijkheid van bouw een weinig interessante,
ja geestdoodende, saaie stemming, waaruit de ondergeschiktheid
van het gros der toenmalige samenleving spreekt. In hoeverre een
dergelijk streven op den duur zou beantwoorden aan de van
oudsher ook op kunstgebied sterk individualistisch ontwikkelde
hollandsche opvattingen, moet nog blijken. Maar enkele aanloopen
die hier te lande in die richting genomen werden, hebben weinig
instemming of navolging gevonden. Het monumentale karakter
dat aan dergelijke tot in onderdeelen als één geheel opgezette
scheppingen verbonden pleegt te zijn, beantwoordt blijkbaar
niet aan den hollandschen geest, die in de vrije schilderachtige
groepeering zijn krachtig individualisme hoog wil houden.
Onze grachten en wel met name de amsterdamsche, bewijzen
bovendien hoe ook bij de meest afwisselende bebouwing, die
ieders persoonlijke wenschen tot haar recht laat komen, een
totaal-indruk van harmonie, van samenstemming kan worden
bereikt.
Dekorative Kunst. De December-aflevering bevat als hoofd
artikel de geïllustreerde beschrijving van het landhuis Neu-
mühle bij Alt-Ruppin, dat ontworpen is door den „Buch und
Schriftkünstler" F. H. Ehmcke. Een artikel over batikwerk van
Aleyandra Brolls, een beschouwing over de bestrijding van
den woningnood (ontleend aan het boek van H. Muthesius
„Kleinhaus und Kleinsiedlung"), afbeeldingen van ivoorsnijwerken
door Alwin Schreiber vormen den overigen inhoud der afl.