DE BOUWWERELD.
339
B BOEK EN TIJDSCHRIFT
Waarom oude bouwwerken gesloopt werden. Een tegen
hanger van de prachtige Houtpoort te Haarlem die in 1824-ter
voorbereiding van de eerste tentoonstelling van Nationale
Nijverheid als „stadsverfraaiing" werd gesloopt, levert het
'kasteel Radboud. In „Caxa Lognuntur", het in 1903 verschenen
gedenkboek ter eere van wijlen J van Lokhorst's 25-jarige
ambtsvervulling als rijksbouwkundige lezen wij:
- Toen in 1846 de aardappeloogst in Nederland mislukt was
'besloot de Raad te Medembiik een paar torens van het kasteel
-Radboud voor afbraak te verkoopen en van de bate een uit-
deeling onder de armen te houden, welk menschlievend voor
nemen echter niet tot uitvoering kwam, doch, toeri er twee of
drie jaren later gebrek aan puin was voor de verzwaring der
zeedijken van het hoogheemraadschap der vier Noorderkoggen,
'werden met alle vereischteautorisatiën onder leiding van de stads
architect twee torens omvergehaald en tot en met den ondersten
grondslag uitgesloopt „want het was om de puin te doen."
ZIERIKZEE. Het „Alg. Hbl." van 26 Aug. 1.1. bevat een
noodkreet uit Zierikzee. Deze vond haar oorzaak in het raads
besluit om in gevolge een schrijven van Mr. J. P. Can aan
het Rijksbureau voor de Monumenten, advies te vragen over
de restauratie van de Noordhavenpoort. „Arm Zierikzee heet
het het gaat achteruit! het aantal bewoners slinkt, langzaam
maar zeker; het aantal bewoonde eerbiedwaardige patriciërs
huizen evenzoo. Het gaat achteruit, óók in schoonheid."
Dit laatste nu is niet de schuld der omstandigheden doch
van den wansmaak en het onverstand der inwoners. Er zijn
in de laatste jaren afschuwelijke producten van bouwkunst
verrezen, zelfs aan de Oude Haven en Havenpark, het mooiste
gedeelte der stad. Dit werd, toen wij het laatst te Zierikzee
waren, ook ontsierd door afschuwelijke reklameborden tegen
de Sociëteit.
En onlangs ontvingen wij mededeeling dat de bouw van
arbeiderswoningen tot nieuwe ontsiering zal leiden. En thans
schijnt het gevaar te dreigen dat eenige deftige oude gevels
zullen worden verbouwd en misschien afgebroken of verknoeid.
Indien de gemeenteraad de schoonheid der stad inderdaad wil
handhaven, kan zij goed werk doen door zoo spoedig mogelijk
leelijke nieuwe bouw te beletten door in hare bouwverordening
het bekende welstandsartikel in te lasschen In Zeeland heerscht
gelukkig bij het provinciaal bestuur levendige belangstelling
voor de schoonheid en eigen aard van het gewest, zoodat het
gemeentebestuur daar zeker alle steun zal vinden.
Zierikzee maakt nog een mooie indruk. Het ontleent zijne
beteekenis voor een niet gering deel aan de faam van zijn
typische schoonheid.Wanneer die verdwijnt en het de herinneringen
verliest aan zijn groot verleden, daalt Zierikzee af tot de rang
van een provinciestadje zonder eenige attractie.
Ontsiering tengevolge van slechten bouw. In „Vraag en Aan
bod" werd onlangs raad gevraagd tegen het doorslaan der muren
van een nieuw huis, opgetrokken van Rijnsteen. Het antwoord
luidde dat als dikte en kwaliteit van den muur redelijk zijn,
hulp kan gezocht worden bij een dichtend praeparaat, mits
daarop de noodige garantie kan worden verkregen Edoch:
„Het beste is een voldoend dichte pleisterlaag. Een klimop-
begroeiing daarna, als aanvulling, is uitnemend en bovendien
versierend." Daar zal het wel op uitdraaien. De raad op zich
zelf moge goed zijn, doch het resultaat is dan, behalve een
droger, naar alle waarschijnlijkheid tevens een leelijker huis.
De klimopbegroeiing waartegen nog veel vooroordeel bestaat
en die dus wellicht achterwege zal blijven kan daaraan
slechts gedeeltelijk en na verloop van tijd tegemoet komen.
Is het huis wat zijne vormen betreft, bevredigend, dan zal
het er niet beter van worden, nadien de roode kleur van de
Rijnsteen vervangen wordt door eene bepleistering. Het gevaar
is echter niet denkbeeldig dat daarbij door kleuren, banden en
ornamenten naar quasi-verfraaiing wordt gestreefd.
En is het huis nu al niet fraai van vormen, dan is althans
de kleur goed en dreigt het na bepleistering nog meer uit den
toon te vallen.
Het eind van het lied is dus in alle gevallen achteruitgang,
als gevolg van technisch onvoldoenden bouw.
KONSTANTINOPEL. De groote stadsbranden hebben in de
laatste tien jaren een totaal bebouwd oppervlak van 600 H.A.
in de asch gelegd, dat is een derde gedeelte van Stamboel, de
eigenlijke turksche wijk die hij het hevigst teisterden. Ver
schillende platgebrande terreinen liggen reeds langer dan tien
jaar braak. De groote brand van -30 en 31 Mei 1.1. de 31e
brand van de tien laatste jaren! overtrof alle vorige in
omvang. De schade moet zich tot schatting bepalen omdat de
overheid niet beschikt over statistische of kadastrale gegevens.
In Konstantinopel is echter reeds sinds begin 1913 door het
„Syndikat fur stadtebauliche Arbeiten in der Tiirkei" eene
opmeting van het stadsgebied begonnen als grondslag voor
noodige verbeteringen. Het terrein dat door den brand van
Mei verwoest is, 'beslaat ongeveer 3 bij 1.5 K.M d.w.z. Vo
gedeelte van de oppervlakte van Stamboel. De schattingen van
het getal verwoeste huizen wisselen af tusschen 8000 en 12000,
waaronder 44 moskee en bedehuizen, met 100 120 duizend
dakloozen. Van de schade zou slechts 4 millioen Mark door
verzekering gedekt zijn. Gaat het zoo door dan is de hoofdstad
met ondergang bedreigd. En onlangs heeft volgens dagblad-
bericht wederom een groote brand gewoed.
Het „Zentralbl. der Bauverw." waaraan wij deze bijzonderheden
ontleenen, verklaart de ontzaglijke uitbreiding uit denhoutbouw
in verband met de gedrongen bebouwing aan nauwe straten.
Daar het in Konstantinopel altijd waait heeft een brand reeds
grooten omvang aangenomen eer de gebrekkig georganiseerde
brahdweer ter plaatse is en deze kan dan met haar verouderd
materieel en het watertekort niets uitrichten. In het blad wordt
tevens gewezen op de noodzakelijkheid van -een nieuw be
bouwingsplan. Door den turkschen ministerraad is eene com
missie benoemd waarin behalve inheemsche deskundigen
wie hoorde ooit van turksche stedenbouwers? ook
duitsche zullen zitting nemen. In hetzelfde bericht wordt gewag
gemaakt van de toenemende belangstelling die in Turkije ontstaat
voor vraagstukken op het gebied van stedenbouw. Zoo trachten
in verschillende gewestelijke hoofdsteden de gouverneurs door
de oudste, naar oostersche trant dichtbebouwde wijken, een
breede verkeers- en prachtstraat een „Boulevard" aan te
leggen. Of dat echter tot eene verfraaiing van het stadsbeeld
zal leiden is de vraag.
H. Conwentz. Merckbuch für Naturdenkmalpflege und ver-
wandte Bestrebungen. G e b r. BoRNTRaGER. Berlin 1918.
Dr. E. Bonebakker. De schone kunsten aan de universiteit.
Een vertoog met platen naar aanleiding van
e r e-d octoraten voor kunstenaars. (Pedagogiese
Voordrachten. Nr. 6.) J. B. Wolter S. Groningen.
Den Haag 1918. (Prijs f0 60 crisistoeslag inbegrepen.)
„Kunst en wetenschap in één tehuis! Voor de kunst is de
wetenschap onmisbaar, evenzeer zal de wetenschap van de
kunst leren en wel in de eerste plaats dat de kunst niet minder
vermogend is tot openbaring van waarheid." Aldus het besluit
van de beschouwing van Dr. BONEBAKKERf. Hij bepaalt daarin
zijn aandacht hoofdzakelijk tot de letterkunde. Om het verschil
van werkwijze aan te toonen tusschen geleerde en kunstenaar
kiest hij echter een onjuist beeld. De eerste volgt, zegt hij, de
methode van het lijnteekenen, de tweede die van het hand-
teekenen en nu stelt hij tegenover elkander een „geometriese
tekening" cn een „perspcktief-tckcning" van een 4-zijdig prisma
en komt daaruit tot de konklusie „de nuchtere wetenschappelike