DE BOUWWERELD.
227
het resultaat er lang niet altijd op, dat de betrokken
heel of half officiëele organen hunne aansprakelijkheid
ten deze beseffen.
De behandeling van den bouw der Provinciale Centrale
voor Friesland door Gedeputeerde en Provinciale Staten
(„Bouww." 1916 en '17) bewees dat bij de autoriteiten
nog wel eens het juiste begrip ontbreekt voor de
aesthetische eischen, welke, billijkheidshalve ook aan
gebruiksgebouwen mogen gesteld worden. De be
slissingen worden vaak geleid door overwegingen
die uitsluitend rekening houden met belangen van
technischen of economischen aard. Die eenzijdige
opvatting, welke het evenwicht verstoort dat tusschen
materiëele en ideëele krachten moet bestaan, verdwijnt
weliswaar langzamerhand zéér langzamerhand!
maar nog is zij krachtig genoeg om groote, niet of
nauwelijks te herstelbare schade aan te richten. Even
min als iemand' de zakelijke .voorwaarden mag ver-
waarloozen, mogen de ideëele buiten beschouwing
blijven als men eene inderdaad goede oplossing wil
uitlokken.
Centrales zijn er slechts enkele, transformatoren
huisjes daarentegen komen bij honderdtallen voor. En
nu moge het waar wezen, dat eerstgenoemden elk voor
zich veel belangrijker en opvallender zijn, toch verdienen
de transformatorenhuisjes meer aandacht, gedachtig aan
het feit dat honderd speldeprikken meer kunnen smarten
dan een enkele zwaarder wonde.
Réeds herhaaldelijk heeft „De Bouwwereld" gewezen
op afschuwelijke transformatorenhuisjes het eerst
op die van de provinciale electriciteitsvoorziening in
Groningen, welke gelukkig naderhand op advies
van „Heemschut" tot een beter type overging. Terwijl
in sommige provincies Noord-Holland en Gelder
land de hulp van architekten is ingeroepen,
werden in Noord-Brabant wangedrochten in het leven
geroepen, naar gemeld wordt door gemeenten welke
hun stroom van het provinciale net betrokken.
Hoe kan daarin verbetering worden bereikt? Van
klein-steedsche of dorpsche gemeentebesturen is blijkens
de ervaring vrijwel niets te verwachten. Het is, dunkt
ons, in de eerste plaats wenschelijk, dat de centrale
directie zich het toezicht voorbehoudt op de gedaante
en de plaatsing van de transformatorenhuisjes in de
verschillende gemeenten. Blijven deze laatste vrij, dan
zal een reeks van aesthetische ongelukken niet kunnen
uitblijven. De hoofdleiding van het bedrijf heeft zich
daarbij te verzekeren ,van de voorlichting van een
in aesthetischen zin bevoegd persoon, die zich ter
plaatse op de hoogte stelt.
Er kan immers niet worden volstaan met een
standaardtype van transformatorengebouwtjes dat bot
weg wordt aangehouden. Ieder geval moet afzonderlijk
worden bekeken in verband met de plaatselijke toe
standen. Een gebouwtje dat in de ééne omgeving zou
voldoen, kan elders misstaan. En bovendien zal, door
partij te trekken van bijzondere omstandigheden allicht
soms eene oplossing bereikbaar zijn, .die tevens
zuiniger is. Zoo kan bijv. om op een enkele
mogelijkheid te wijzen door gebruikmaking van
een leegstaande aanbouw bij een kerk, menig dorps
plein bewaard blijven voor transformatorenhuisjes als
sta-in-den-weg voor verkeer en gezicht. Ook door de
plaatskeuze kan vaak een ontsiering worden voor
komen. Een kleine afstand meer naar rechts of links,
een paar meter meer vooruit of achterwaarts kan daarbij
van beteekenis zijn. Het is echter niet mogelijk dat
alles op de teekenplank te bepalen. Ter plaatse dient
het te worden besproken en vastgesteld in overleg van
technikus en aesthetikus.
De derde bovengenoemde faktor is het beloop van het
bovengrondsche nét dat bij de electriciteitsvoorziening
ten platten lande regel is. Ook dit mag niet aan de
aandacht ontsnappen, gelijk fhans doorgaans het geval
is. Dat een rechte lijn de kortste verbinding vormt
tusschen twee punten, is eene waarheid welke reeds op
de eerste meetkunde-les wordt verkondigd. Door die
elementaire wetenschap toe te passen bij het aanleggen
van electrische leidingen, wordt echter dikwijls een
mooi natuurtafereel op hoogst storende wijze door
sneden door een onafzienbare palenreeks, die brutaal
in het landschap insnijdt. Volgt de leiding daarentegen
een straatweg, dan zijn de palen vaak grootendeels door
de boomen aan de aandacht onttrokken. Daarvan kan wel
eenige verlenging van de leiding het gevolg zijn, doch
geldelijk is deze van geene beteekenis in verhouding
tot het totaalbedrag dat bij den aanleg betrokken is.
De leidingen zullen nog veel meer in het oog vallen,
wanneer ook hier te lande, evenals in Duitschland reeds
het geval is, straks inplaats van koper voor de draden
mocht gebruik worden gemaakt van zink of ijzer,
hétgeen tot gevolg heeft 3- a 4-voudige dikte der
draden en dientengevolge ook veel zwaarder konstruktie
der palen. In ons vlakke, wijde land past omzichtig
heid. Wij meenen dan ook dat het beloop der leidingen
niet eenzijdig moet worden vastgesteld, doch eerst na
overleg met iemand die oog heeft voor landschappelijk
schoon. De moeite is gering, de kosten kunnen on
mogelijk een rol van beteekenis spelen, doch het
resultaat kan belangrijk zijn. In enkele bijzondere
gevallen, als een bovengrondsch net ontsierend zou
werken op een fraai stadsgezicht of voor een enkel
gebouw van groote kunstwaarde, zou men het bovendien
over grooter of kleiner afstand door een ondergrondschen
kabel dienen te vervangen.
Het euvel doet zich ook elders gevoelen blijkens
de- onderstaande verordening, welke in 1917 door het
gewestelijk bestuur van Oostpruisen uitgevaardigd werd:
„De uitbreiding der electrificatie van het platteland
heeft den aanleg van talrijke sterkstroomleidingen
tengevolge. Bij dezen aanleg wordt dikwijls niet vol
doende rekening gehouden met de bescherming van