DE BOUWWERELD.
225
Deze heropbouw zal u noch het symbool noch het
kunstwerk, maar wel een levenlooze kopy geven, ant
woorden de anderen. Hebt gij in het nieuwe Yper dat
vermoedelijk op de plaats der oude stad zal herrijzen,
een groot gebouw noodig, maakt er dan een dat aan
zijn nuttigheidsdoel zal beantwoorden, een dat aanleiding
zal geven tot het ontstaan van een echt kunstwerk.
Wie heeft er gelijk? Ik zal u mijn gedacht in deze
niet mededeelen, daar ik bij mijn rol van inleider
blijven wilik meen dat de gegeven inlichtingen u
zullen voldoende zijn voor het vormen van een eigen
oordeel, en hoop dat uw bestuur het binnenkort aan
ons Comité zal mededeelen.
Algemeene Vergadering van den Bond Heemschut,
gehouden op Maandag den 27sten Mei 1918
i in het American Hotel te Amsterdam.
Nadat de Voorzitter, Prof. Dr. H. Brugmans, de
vergadering heeft geopend en de notulen der vorige
Algemeene Vergadering zijn gelezen en,goedgekeurd,
brengt de le Secretaris, de heer A. W. Weissman, het
jaarverslag uit, dat den leden zal worden toegezonden.
Naar aanleiding van het verslag brengt de Voorzitter
een woord van dank aan Mr. P. G. van Tienhoven,
die de belangen van Heemschut te New-York heeft
behartigd, toen hij daar vertoefde. Het verslag wordt
goedgekeurd.
Namens de Commissie van onderzoek, bestaande
uit de heeren Dr. J. C. Breen en A. E. d'Ailly, brengt
laatstgenoemde ter kennis der vergadering, dat de
rekening en verantwoording van den Penningmeester,
den heer G. A. Pos, in de beste orde zijn bevonden,
.waarom zij voorstellen, hem onder dankbetuiging van
zijn beheer te ontlasten. Dit wordt goedgekeurd.
De verkiezing van drie leden van het Bestuur, wegens
periodieke aftreding van de heeren Prof. Dr. H.
Brugmans, Mr. W. B. Buma en Edo J. Bergsma
heeft als uitslag, dat de drie heeren worden herkozen.
Prof. Dr. H. Brugmans wordt als Voorzitter herkozen,
welke benoeming hij onder toejuiching der vergadering
aanvaardt.
Aan de orde komt nu een voorstel van het Bestuur
om de Bouwkunst-Commissie te vervangen door een
Schoonheidsraad, bedoeld onder punt 5 van het indertijd
vastgesteld werkprogram.
De Voorzitter licht dit voorstel toe. Hij gaat de
geschiedenis der bestaande Commissie in bijzonder
heden na en wijst er op, dat Heemschut slechts dan
iets bereikt, wanneer het snel handelt. Daarom kan
niet eerst een Commissie geraadpleegd worden.
Daarenboven waren de Commissie-adviezen niet steeds
zóó, dat zij die ze vroegen, er inderdaad wat aan
hadden. In dit verband noemt spreker het advies,
door de Commissie gegeven aan den Nationalen
Woningraad omtrent woningen te Hellevoetsluis, welk
advies wel een beoordeeling, maar geen verbetering
van het ontwerp inhield.
De heer J. B. van Loghem, sprekende namens de
Maatschappij ter Bevordering der Bouwkunst, meent,
dat het opheffen der Commissie niet in het belang
der bouwkunst zal zijn. De Schoonheidsraad kan naast
de Commissie worden ingesteld.
De heer Otten, sprekende namens de Vereeniging
Bouwkunst en Vriendschap, is het met den heer van
Loghem geheel eens.
De Voorzitter zegt, dat door het zich terugtrekken
van het Genootschap Architectura et Amicitia, de
Commissie ipso facto ontbonden is. Het Bestuur heeft
indertijd een bespreking met vertegenwoordigers der
vier vereenigingen gehouden omtrent het verschil van
meening, dat gerezen was. Maar het bleek, dat men
van de verbetering van plannen, die het Bestuur
verlangde, niets weten wilde. Het advies, aan het
Bestuur uitgebracht inzake de woningen te Hellevoet-
sluis, bevredigde noch het Bestuur, noch den Nationalen
Woningraad, die er om had gevraagd, daar niet werd
aangegeven, hoe het ontwerp zou kunnen worden
verbeterd.
De heer van Loghem zegt, dat de architecten het
verbeteren van plannen niet wenschen, daar op deze.
wijze toch niets goeds verkregen wordt. Alleen een
artistiek begaafd architect kan een goed ontwerp maken.
De Voorzitter beaamt dit, doch wijst er op, dat slechts
bij hooge uitzondering zulk een architect aan het werk
wordt gezet, niet slechts in kleine gemeenten, maar
zelfs te Amsterdam. Laat men nu al deze menschen,
die geheel onbevoegd zijn, hun gang gaan, dan lijdt
de schoonheid groote schade.
De heer Otten wenscht, dat het voorstel zal worden
aangehouden, doch de vergadering toont hiermede
geen instemming.
De heer van den Burgh zou willen, dat voor den
Schoonheidsraad de medewerking der bouwkunst
lichamen werd gevraagd.
De Voorzitter zegt, dat dit zeker geschieden zal.
Maar het staat te vreezen, dat zij met het werk, dat van
dien Raad verlangd zal worden, geen sympathie zullen
hebben.
Dr. Jan Kalf zegt, dat de zaak nu alleen in beginsel
behoeft te worden beslist. Het Bestuur zal later een
uitgewerkt voorstel aan het oordeel der Algemeene
Vergadering onderwerpen.
Hierna wordt het voorstel zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
Bij de rondvraag brengt de heer G. J. Veenstra den
molen te Rottevalle en de heer W. Croockewit W.A.z.
de weinige activiteit der burgemeesters, om het Ministerie