DE BOUWWERELD
TWEEDE „HEEMSCHUT'-NUMMER 1918
XV!|é JAARGANG No. 26
26 JUNI 1918
RED.: J. H. W. LELIMAN B.-l. AMSTERDAM. UITGEVER: F. VAN ROSSEN
HUIB HOSTE. DE HALLE TE YPER
|en Fransch schrijvfer heeft ervan gezegd dat
zij door haar omvang met de kathedralen,
door de schoonheid van haar lijnen met
de Venetiaansche paleizen en door haar
■Tijk ornamentaal tooisel met de Moorsche gebouwen
in Spanje komt gelijk te staan.
De' Duitsche artillerie heeft ervoor gezorgd dit
meesterstuk in een puinhoop te veranderen; niet alleen
de Belgen maar de heele beschaafde wereld treurt
om het verlies ervan.
Wij hebben ons uitsluitend aan onze droefheid
overgegeven, schrikkend telkens een nieuwe granaat
den puinhoop van aangezicht veranderde, tot op het
oogenblik dat stemmen zich verheften ten bate van
een herbouw der Ypersche halle. Toen hebben wij
ons afgevraagd indien onze plicht tegenover het
verleden, het heden en de toekomst wel bestond in
het weder oprichten van dit oude kunstgebouw. Het
Comité Néerlando-Belge d'art Civique heeft zich met
deze vraag gericht niet alleen tot de Nederlandsche
architecten en oudheidkundigen, maar tot verschillende
hoogstaande personen die zich in deze een oordeel
kunnen vormen. Enkele vereenigingen werden ook
aangezocht hun oordeel te willen geven en zoo sta
ik hier nu om in „Heemschut" de bespreking in te
leiden, om de vergadering bekend te maken met hetgeen
wij met de Ypersche halle verloren hebben.
„Yper was de kleinstad met al hare gaven en
gebreken." Zoo begint Cesar Gezelle zijn boek „De
dood van Yper". Voor hem die er niet woonde
bestonden deze gebreken niethij zag alleen het
rustige, het eenvoudige, het mooie en mocht er volop
van genieten.
Yper had een sterk uitgesproken karakter; het lag
in de eerste plaats in het ontbreken van grachten en
al de levendigheid die deze in het stadsbeeld brengen
zoowel door het lager gelegen watervlak als door de
bewegelijke vorm' der bruggen, de gevoelige en steeds
veranderende lijn der boomen langs den walkant. Het
water om de ontmantelde vesting was het eenige te
Yper; maar de beplanting der oude vestingen was
zoo weelderig en grootsch dat men er zich in het
park van een mooien buiten waande, dat men dus
een landelijken en niet een stadsindruk kreeg.
Dit'vlakke van Yper, het ontbreken van de sterk
sprekende vertikalen van oude boomen, deed op
krachtige wijze uitkomen hoe het heele stadje om
zeggens in aanbidding geknield lag voor haar torens
er waren er twee stompe, van de St. Maartens en
St. Jakob's kerken, twee puntige, het belfort en deze
van St. Pieters kerk. De barokke, toren van St. Nikolaas
zong ook zijn stem in dit torenkoor dat verder gesteund
was door menigvuldige kleine spitsen. Waren het de
langgerekte horizontaal verdeelde gevels die maakten
dat de huizen er lager en de torens er hooger uit zagen
dan ze waren? Was het omdat belfort en St. Maartens
toren vlak naast elkaar stonden of omdat men vanaf
het uitgestrekte marktplein bijna alle Ypersche torens
zien kon, dat die torenindruk zoo sterk was en de
huizen er wat klein uit zagen?
Yper was een kleine stad, en wanneer men voor
het eerst'opgemerkt had hoeveel groote gebouwen zij
bevatte, toen ging men denken aan een gemis van
verhoudingen, en het was pas later dat men vertrouwd
werd met het samenleven van die kleine stad met die
monumentale bouwwerken, dat men van die intimiteit
genieten kon.
Toen ging men wel eens droomen aan het oude
Yper, toen ging men de toestanden beleven waarin
de grootsche halle geboren werd. Men zag de opkomst
der Vlaamsche gemeenten, men herdacht haar groote
nijverheid en handel, haar eigenaardig beheermen
herleefde haar onderlinge twisten, haar gezamenlijken
twist tegen de graven die ten slotte verplicht waren
de geëischte privilegiën toe te staan, en het scheen
geen wonder meer dat de burgertrots de behoefte
VOORDRACHT GEHOUDEN OP DE ALOEMEENE VERGADERING VAN DEN BOND HEEMSCHUT. 27 MEI 1918
Vermeld door Hijmans. Les Villes d'art célèbres.