228
DE BOUWWERELD.
het landschap. Ook 'worden palen, transformatoren enz.
dikwijls -een schromelijke ontsiering van de streek.
Dat is grootendeels het gevolg van gedachteloosheid,
aangezien het zeer -goed mogelijk' is om bij eenige
opmerkzaamheid de leidingen zóó aan-te leggen, dat
zij den' totaal-indruk van het landschap niet schaden
en ook aan de installaties vormen te geven die zich
bij het landschap aansluiten. De heeren landraden en
burgemeestérs verplicht ik hierdoor- om, als een aanleg
aan hiunne goedkeuring onderworpen is, met de schoon
heid van het landschap te rekenen, vóór alles het
landschap 1 voor ontsiering te bewaren en om verdér
bij' installaties, welke moeten worden goedgekeurd
door de plaatselijke politie de bovenstaande gezichts
punten door te voeren met bemiddeling van dat toezicht."
In dit verband willen wij bovendien nog in herinnering
bfengen dat in de fraaiste streken van het zwitsersche
kanton Graubünden over groote afstanden uitsluitend
ondergrondsche geleidingen zijn aangebracht ten einde
het natuurschoon te ontzien. Ook in het fraaie en
welbewaarde duitsche stadje Lemgo is uitsluitend om
schoonheidsredenen afgezien van een bovengrondsch
net en is men heengestapt over de hoogere kosten
van een kabel.
Wij vestigen op deze zaak de aandacht. Zoolang
ons een dergelijke algemeene regeling van hoogerhand
ontbreekt en wij brengen in dit opzicht in vredestijd
niet tot stand watgindsch in oorlogstijd kon geschieden!
zullen partikulieren waakzaam moeten zijn. Er zijn
H GEMENGDE BERICHTEN
reeds aanwijzingen te' over dat het de'hoogste tijd 'is
om voorzorgsmaatregelen te treffen, ten einde fe voor-
komen dat de ingenieurs der electrische - centrales ons
land gaan omspinhen met'eeh noodeloos leelijk-warnet
van leidingen. Iri sommige provincies'is dat net reeds
in aanleg. In Brabant kondigen de noodlottige gevolgen
zich reeds aan en, om nog een ander voorbeeld te
noemen, ook de stroomtoevoer van Haarlem naar Halfweg
is allesbehalve een verfraaiing, van het landschap.
De in April aangenomen „Wet tot-opheffing van
Belemmeringen, aan de totstandkoming en de instand
houding van electriciteitswerken in' den weg gelegd",
vergroot tevens de mogelijkheid van een niets ontziend
beloop der bovengrondsche leidingen, omdat geene
belemmeringen meer bestaan. De Wet bedoelt om
belemmeringen tegen te gaan die ontstaan kunnen
door het weigeren van grondeigenaars om geleidingen
in of boven hun onbebouwde eigendommen toe te
laten. Als de ingenieur^ daarvan misbruik maken, kan
„Heemschut" dagwerk krijgen!
De put te dempen als het kalf verdronken is, wordt
al in Plemper's aardige, in 1714 verschenen, beschrijving
van de heerlijkheid van het dorp Alphen, gebrandmerkt
als een speciaal hollandsche eigenschap. En waarschijn
lijk zijn nog wel oudere getuigenissen van dien karakter
trek te vinden. Aan voorbeelden uit later en uit den
laatsten tijd is intusschen zeker geen gebrek. Moge de
ervaring met de electrificatie des lands niet hun aantal
vermeerderen
B PERSONALIA B
De vliegloodsen te Veere zijn reeds scherp gekritiseerd toen
de ontstellende krediet-aanvrage voor het vliegkamp behandeld
werd. De werkelijkheid overtreft echter wat men zich van hare
ontsierende werking voorstelt. Op het open grasveld, aan den
kanaaloever, vlak bij de kerk, zijn twee loodsen gebouwd. De
ééne in ijzer vakwerk is reeds voltooid, de andere en veel
grootere, van hout opgetrokken, is nog in aanbouw. Het gezicht
op Veere is door de beide plompe loodsen die reeds van
verre de aandacht trekken zeer geschaad en ook het fraaie
uitzicht vanaf den dijk, bij de oude put, is totaal bedorven
Veere heeft zijne zeldzame bekoring voor een niet gering deel
ingeboet. Het gevaar dat kan ontstaan als een vreemd vlieger
bij vergissing het nederlandsche vliegkamp voor een vijandelijk
aanziet om van oorlogstijd maar niet te spreken blijft
daarbij nog buiten beschouwing.
Het is echter met dat al wonderbaarlijk en bedroevend dat
de regeering, die door het departement van Binnenlandsche
Zaken zich met de zorg voor onze oude kunstwerken belast,
en de schoonheid des lands wil in stand houden en bevorderen
door andere, in casu Marine, diezelfde belangen zoo schendt.
Het zal er bij niemand in willen, dat met eenigen goeden wil
niet een andere plek ware te vinden geweest, die voor de
praktische eischen geschikt kon worden gemaakt en Veere
onaangetast liet.
„Arendsburg". Nu de ontgravingen zijn afgeloopen is door
de „Ver. tot Bev. v. d. Bel. der gem. Voorburg" een herinnerings
bord geplaatst dat later zal worden vervangen door een
gedenkplaat met het opschrift in het latijn: „Ter plaatse
van dit weiland van oudsher de burg of de hooge burg genaamd
en van de aangrenzende buitenplaats Arendsburg strekte zich
in 'de 2de en het begin van de 3de eeuw na Christus over
eene oppervlakte van meer dan 3 H. A. de Romeinsche vesting
tevens Vlootstation uit, waarschijnlijk Praetorium Agrippinae
geheeten."
De Ned. Herv. kerk te Zuidland (oorspr. H. Bartholomeus
apostel) die 22 Juni 1.1 door blikseminslag schoon uitbrandde,
is volgens de voorloopige inventarisatie van Zuid-Holland een
baksteenbouw. Schip en koor (gesloten met 5 zijden van een
10-hoek) dagteekenen uit de 2e helft der 15e eeuw. Een recht
gesloten zuidelijk zijschip en een thans sterk hellende west-
toren, werden in het begin der 16e eeuw bijgebouwd. Aan de
noordzijde 'is een rechthoekig ingangsportaal uitgebouwd. De
aangebouwde concistoriekamer is thans tot kosterswoning
ingericht.
Het in de kerk aanwezige vaste meubilair is verbrand: het
doophek met balusters uit 1646, de heerenbank uit het tweede
kwartaal der 17de eeuw en een fragment van een bank uit
denzelfden tijd, een 10-gebodenbord uit 1641 en een spreuken
bord uit 1782. De klok, in 1486 door Wouter Kaerwas gegoten,
is gesmolten. Slechts het koperwerk van de kansel en de
voorlezers-lezenaar uit de 2e helft der 17de eeuw zijn gered.
Het carillon der Groote, voormaals Martinikerk te Sneek
zou 22 Juni 1.1 door de gemeente worden verkocht. Op last
der regeering is de verkoop evenwel niet doorgegaan, wijl nog
zou worden onderzocht of de klokken historische waarde bezaten.
Muzikale beteekenis bezit het carillon evenwel niet. Het is
volgens Mr. A. LoosjeS „De torenmuziek in de Nederlanden"
(Amsterdam, Scheltema Holkema 1917) niet fraai van
klank. Bovendien is een klok gebarsten en verkeert de inrichting
in zoo jammerlijken toestand dat herstel onmogelijk is. De noten
op den speeltrommel zijn versleten, zoodat vele hamers de
klokken niet meer raken.
Deze, 26 in getal, werden volgens dezelfde bron, in 1771
gegoten door Joan Christian Borchardt te Enkhuizen, terwijl
het klokkenspel vervaardigd werd onder toezicht van J. Bruinier
bekend klokkenist te Enkhuizen.
Mr. A. Loosjes teekent bij de vermelding van dit carillon
aan, dat het nooit onderhouden schijnt en hij spreekt den
wensch uit, dat het spoedig door een ander zou worden ver
vangen. Dit was ook de bedoeling van den gemeente. Zij wilde
de te verwachten hooge opbrengst van de bronzen klokken en
speeltrommel ter zijde leggen om, bij lagere metaalprijzen een
nieuw carillon aan te schaffen.
HAARLEM. De heer Schulte Nordholt heeft voor zijne
benoeming tot directeur van het Bouw- en Woningtoezicht
bedankt.