DE BOUWWERELD.
115
„Door laat ons hopen talrijke en ijverige
correspondenten zullen wij op de hoogte moeten
worden gebracht en gewaarschuwd, wanneer hier of daar
beoogd wordt, iets te ondernemen, dat de schoonheid
schaden zou. Dan zullen wij, als wij dit vernomen hebben,
aanstonds moeten trachten, het gevaar af te wenden.
„Veel wordt er gezondigd uit onwetendheid. Gelukkig
vindt een goed woord nog altijd een goede plaats, doch
dan moet dat woord ter rechter tijd gesproken worden.
Niet alleen particulieren, ook gemeentebesturen hebben
vaak aan voorlichting behoefte en zouden dankbaar
wezen, indien zij haar konden verkrijgen.
„Wij zullen moeten aangeven niet slechts wat moet
worden nagelaten in gevallen, dat de schoonheid gevaar
loopt, maar wij zullen ook dienen aan te geven wat
moet worden gedaan. Want alleen zoo wij, waar dit
noodig is, bepaalde denkbeelden aan de hand doen,
zullen wij de gewenschte uitkomst kunnen bereiken.
Wij zullen er eigenaars van moeten kunnen overtuigen,
dat hun oude en schilderachtige gevels niet behoeven
te worden gesloopt, ook al wil men het inwendige
der huizen naar de tegenwoordige eischen veranderen.
Wij zullen, wie een nieuwen gevel wil bouwen, moeten
raden, daarbij met de schoonheid, ook in verband met
de omgeving, rekening te houden. Wij zullen, wanneer
gemeentebesturen werken willen ondernemen, die aan
de schoonheid schade zouden toebrengen, moeten doen
zien, hoe het anders en beter zou kunnen.
„Voorloopig zal het misschien goed zijn, ons tot
de dus afgebakende werkzaamheden te bepalen. Ver
richten wij die taak naar den eisch, dan zullen wij reeds
een zeer nuttige taak vervullen. In Duitschland schijnt
men ook van pogingen om plaatselijke kunstnijverheid,
zeden, gewoonten en kleederdrachten in stand te houden;
nog al wat te verwachten. Het kan evenwel moeilijk
worden tegengesproken, dat zoowel de kunstnijverheid
als de zeden, gewoonten en kleederdrachten te zeer
met de werkelijkheid van het leven te samen hangen,
dan dat het mogelijk zou zijn, daarop veel invloed
uit te oefenen.
„Ongetwijfeld zullen vele vereenigingen bereid be
vonden worden, met ons samen te werken."
Na uitvoerige besprekingen, waarbij algemeen in
stemming met het doel der bijeenkomst werd betuigd,
besloot de vergadering de heeren Mr. G. A. P. M.
van der Aa, K. P. C. de Bazel, Dr. J. Th. Oudemans,
Mr. P. G. van Tienhoven en A. W. Weissman uit te
noodigen, tot het doen van nadere voorstellen.
Deze Commissie maakte een program van actie op,
dat in een tweede vergadering van belangstellenden,
den 26sten Januari 1910 te Amsterdam gehouden, ter
tafel kwam. Het luidde als volgt:
„1. De Bond, die genaamd wordt „Mooi Nederland',
zal zijn eene federatie van vereenigingen. Hij is ge
vestigd te Amsterdam en stelt zich als doel, te waken
voor het behoud der schoonheid van stad en land.
„2. Elk samenstellend lichaam zal worden vertegen
woordigd door een zeker getal afgevaardigden, welk
getal zal afhangen van de door het lichaam aan den
Bond te betalen contributie, doch blijven zal binnen
nader vast te stellen grenzen, welke geregeld zullen
worden zoowel door het ledental als door de draag
kracht van het lichaam.
„3. Het bestuur zal worden gekozen door de ver
gadering der afgevaardigden van de samenstellende
lichamen, die in hun keuze geheel vrij zijn.
„4. Actie in zaken van plaatselijk belang wordt
gevoerd door het bestuur van den Bond met mede
werking van dat samenstellend lichaam, hetwelk ter
plaatse is gevestigd en zich de zaak wenscht aan te
trekken.
„5. Permanente technische commissiën en correspon
dentschappen zullen worden ingesteld."
De vergadering vereenigde zich met dit programma,
op grond waarvan uitnoodigingen tot verschillende
lichamen werden gericht, om zich op een vergadering,
die den 8sten Juni 1910 te Amsterdam zou worden
gehouden, te doen vertegenwoordigen. Aan die uit-
noodiging gaven 25 lichamen gevolg. Ter vergadering
werd gezegd, dat men den naam „Mooi Nederland"
niet gelukkig gekozen achtte. Andere namen werden
genoemd, doch daar ook die niet in den smaak vielen,
werd der Commissie opgedragen, een anderen te zoeken.
De afgevaardigden der lichamen konden zich allen met
het programma vereenigen en droegen aan de Commissie
het maken van ontwerp-statuten op.
Dit ontwerp werd den 20sten Juni 1910 door de
Commissie vastgesteld Zij aanvaardde den naam
„Heemschut", dien de heer Weissman voorstelde. Het
duurde tot den 8sten December 1910 eer het ontwerp
van de statuten en het huishoudelijk reglement in een
te Amsterdam gehouden vergadering werd behandeld.
Deze vergadering werd door den heer K. P. C. de Bazel
geleid, terwijl de heer Weissman als secretaris optrad.
In de eerste plaats werd over den naam van den
Bond beraadslaagd. De Maatschappij tot Bevordering
der Bouwkunst had voorgesteld, dien te vervangen
door „Voor Hollands Schoon". De naam „Heemschut"
werd echter gehandhaafd. Overigens waren zooveel
amendementen op het ontwerp van de statuten en het
huishoudelijk reglement ingediend, dat de vergadering
den 15den December 1910 weder bijeenkwam. In het
bijzonder de te bepalen contributie gaf tot heel wat
wisseling van gedachten aanleiding.
Den 2den Februari 1911 kon de Bond Heemschut
zijn eerste vergadering houden. Als leden hadden zich
toen aangemeld
Het Genootschap Architectura et Amicitia te Amsterdam.
De Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst te
Amsterdam.
De Vereeniging tot bevordering van het Vreemdelingen
verkeer te Bergen (N.-H.).